Deze kapel moet, zooals haar bouwstijl ook aanduidde, reeds vóór eenige eeuwen zijn gebouwd geweest, daar toch Wouter van Oeckel bij zijn testament van 5 December 1394 haar met het erf, waarop zij stond, bestemde voor het St. Eloys-gasthuis, dat door hem daarbij in het leven werd geroepen tot een tehuis voor zeven oude vrouwen; dit oudvrouwenhuis werd gebouwd achter deze kapel en bleef daar staan tot dat het werd afgebroken tot het maken van de straat de Smalle Haven; het is alstoen of later overgebracht naar het Groot Begijnhof en daarna naar de Choorstraat te den Bosch.
In de St. Eloikapel stond maar één altaar; het was aan den H. Eligius toegewijd.
Toen de stad den Bosch zich in 1629 aan de Staatschen had moeten overgeven en dientengevolge de uitoefening van den Katholieken godsdienst aldaar verboden was geworden, werd deze kapel ook aan hare bestemming onttrokken en richtte de Regeering dier stad haar eerst in tot een turf magazijn voor het corps de garde, later tot eene schuur voor de berging van de stadsturf, hout, steen en, kalk, enz. 1); naderhand maakte zij er een aschhuis van tot berging van de asch, die de aannemers van den stedelijken reinigingsdienst hadden weg te voeren, waarom die kapel toen genoemd werd de stadsaschschuur.
In het jaar 1765 was deze kapel zoo bouwvallig, dat hare muren met palen moesten gestut worden; de Regeering der stad brak haar daarom toen af, evenals het daarnaast Noordwaarts staand huis de Roode Leeuw. Dit huis behoorde in den aanvang der 16e eeuw aan de echtelieden Jan de Cock Gijsbertszn. en Barbara van Kelmis; hunne kinderen, zijnde: Gijsbrecht, Jacob, | 72 |
Margriet weduwe van Jan van Breugel, Barbara, Lysbeth weduwe van Jan Sadorvill, Kathelyne huisvrouw van Jor. Vyth Herel en Marie huisvrouw van Jan, den zoon van Jan Thomaszn., verkochten 20 December 1544 2) 7/8 in dat huis, dat alstoen omschreven werd als: eene huysinge met poorten, plaetsen, hove, afterhuis ende gronden, staande in de Orthenstraat tusschen Ste. Loyscapelle aldaar ex uno en het huis, genaamd de Ploech, toebehoorende aan de Wed. Jan van Stryp en hare kinderen, ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, aan hunne zuster Anna, huisvrouw van Joost van Oss Arndszn, die daarin als erfgename harer ouders reeds 1/8 had; de kinderen van laatstgenoemde echtelieden, zijnde Bela, Antonia, Johanna huisvrouw van Wouter Scellens Dirckszn, Leonard, Johan, Mechteld, Barbara en Elisabeth van Oss, verkochten dit huis weder aan Henrick Kemp Janszn senior, van wien het erfde diens zoon Ambrosius Kemp; van dezen erfden het diens broeders en zuster: Nycolaus, Cornelius en Elisabeth Kemp, welke laatste de echtgenoote was van mr. Henrick Oliviers van Berchuysen, den zoon van Willem; zij verkochten het 20 April 1575 3) aan Geertruid, dochter van Dierck van Wyck Loeniszn en weduwe van genoemden Ambrosius Kemp; deze verkocht op hare beurt den laatsten Maart 1610 4) dit huis, dat nu gezegd wordt te zijn: huis, erf, tuin, achterhuis en poort, staande tusschen de Kapel van St. Eloy en het Gasthuis ex uno en het erf van Catharina wed. Gerard Janszn, pottenbakker, ex alio, aan Peter, zoon van Peter Goossenszn, timmerman; den 16 October 1765 werd de stad 's Bosch eigenares van dit huis, doordien haar politierentmeester Wilhelmus Bopp het toen voor haar kocht van Lambertus van de Ven, koopman te den Bosch, als gehuwd met Anna Maria van der Linden, c.s. 5) Op de erven van de St. Eloykapel en het huis de Roode Leeuw bouwde de stad den Bosch eene nieuwe stadsaschschuur,
| 73 |
die zij in de eerste helft der 19e eeuw ook deed afbreken, waarna zij naar het plan van J.H. Laffertée, leeraar der K. Teekenschool van den Bosch, in de plaats daarvan deed bouwen eene korenbeurs, ten einde daarin over te brengen de destijds bloeiende korenmarkt, die toen ter tijde in de Hinthamerstraat ter hoogte van de Nederduitsch-Hervormde kerk gehouden werd; maar die markt liet zich niet verplaatsen en verliep dientengevolge geheel en al toen de Raad van den Bosch die in de Korenbeurs deed houden. Dit gebouw is daarop door de gemeente den Bosch tot verschillende doeleinden verhuurd geworden met uitzondering van deszelfs binnenplaats, waarop tot vóór een paar jaren geleden om de 14 dagen op de Woensdagen linnenmarkt werd gehouden. Thans dient dit gebouw sedert het jaar 1909 tot commissariaat van Politie. Aan de Zuidzijde van hetzelve bevindt zich een gang, waarvoor aan den straatkant eene poort staat, boven welke tot vóór een 40 jaren geleden zich een steen bevond, waarin was uitgehouwen een wapen geheel gelijk aan dat der adellijke familie van Wijnbergen; het is mij niet gebleken dat deze familie met de St. Eloykapel of het Zuidwaarts daarnaast staand huis, tusschen welke gebouwen bedoelde gang lag, iets had uit te staan; wel vond ik in Reg. no 427 f. 146, dat in 1647 Jor Richard van Theuven, luitenant onder den kapitein Dimmer, aan den bakker Willemsen verkocht: een huis met gang daar naast, staande en gelegen tusschen de St. Eloikapel en het huis het Gulden Vlies en door hem gekocht geweest van de Wed. de Dolia, zoodat de mogelijkheid bestaat, dat bedoeld wapen het zijne was. | 74 |
Noten | |
1. | Van Heurn Historie II blz, 125. |
2. | Reg. No 168 f. 146 Vso. |
3. | Reg. No 224 f. 316. |
4. | Reg. No 308 f. 397 Vso. |
5. | Reg. No 579 f. 243. |
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 207
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 383